zaterdag 9 mei 2009

Vertrouwen in Virtual Communities

Vertrouwen lijkt een belangrijk concept wanneer het gaat om het gebruik van computers en communicatie via internet. Smith et al. (2005) geven aan dat in het begin van het gebruik van computers, vertrouwen meer gericht was op de technologie dan op vertrouwen in mensen. Echter, het opbouwen en behouden van vertrouwen berust volgens de auteurs meer op ervaringen die men heeft binnen virtual communities, dat wil zeggen ‘online vertrouwen’ kan grotendeels worden beïnvloed door de kwaliteit van de informatie die men opdoet in virtual communities (2005). Naast de kwaliteit van de informatie lijkt de virtuele omgeving van belang voor vertrouwen. Wanneer strikte regels of richtlijnen over hoe men zich dient te gedragen ontbreken, kan vertrouwen namelijk dienen als substituut (Ridings et al., 2002). Binnen virtual communities creëert vertrouwen een omgeving waarin men ‘relaties’ met elkaar aangaat.

Dit onderzoek houdt vast aan de ‘klassieke’ definitie van vertrouwen van Mayer et al.: “the willingness of a party to be vulnerable to the actions of another party based on the expectation that the other will perform a particular action important to the trustor, irrespective of the ability to monitor or control that other party” (1995, p.712). De auteurs gaan uit van drie dimensies van vertrouwen: 'ability', 'benevolence' en 'integrity'. 'Ability' (het vermogen) heeft betrekking op de vaardigheden en competenties waarover de trustee (degene die vertrouwt wordt) beschikt (1995). Deze dimensie is toepasbaar op virtual communities, omdat deze vaak gericht zijn op gedeelde interesse of een specifiek onderwerp, vertrouwen in de ability van de trustee is daarom belangrijk (Ridings et al, 2002). Dit lijkt specifiek op te gaan voor werkgerelateerde informatie en het gebruik van virtual communities om zich te ontwikkelen op professioneel vlak. Immers, de kwaliteit van de informatie kan belangrijk zijn voor de toekomst van de persoon binnen een vakgebied. 'Benevolence' (de welwillendheid) heeft betrekking op de mate waarin de trustee goed doet voor de trustor. Dit is toepasbaar op virtual communities, omdat de trustee gedrag van de trustor in virtual communities beantwoordt met advies, informatie en ondersteuning. Deze positieve reciprociteit in virtual communities is essentieel, omdat deze anders niet zouden kunnen bestaan, zo menen Ridings et al. (2002). De laatste dimensie 'integrity' beschrijft de mate waarin de trustor de trustee integer vindt. Deze dimensie is van belang in virtual communities, omdat eerlijkheid en reciprociteitsnormen, evenals bij benevolence essentieel zijn voor het functioneren van virtual communities (Ridings et al., 2002:276).

De drie hierboven beschreven dimensies van vertrouwen worden onderkend in de literatuur omtrent de rol van vertrouwen in virtual communities (e.g. Ridings et al, 2002; Usoro et al., 2003). Ridings et al. (2002) combineren in hun onderzoek de dimensies ‘benevolence’ en ‘integrity’. De auteurs beredeneren dat deze twee dimensies tot het zelfde gedrag leiden, namelijk het voortzetten van conversaties en discussies in virtual communities. Het gewenste gedrag (integriteit) komt voort uit de welwillendheid (benevolence) van de andere partij. In navolging van Ridings et al. (2002) wordt vertrouwen in dit onderzoek gemeten aan de hand van twee dimensies; ‘Ability’ en ‘Benevolence’/’Integrity’.

donderdag 7 mei 2009

Hypothesen 3 & 4

Door het delen van werkgerelateerde informatie, kennis ten toon te spreiden in discussies en door ‘aanwezig' te zijn binnen een community kan iemand de aandacht op zich vestigen (McLure Wasko & Faraj, 2000). Hierbij geven de auteurs aan dat iemand op deze manier zijn/haar status binnen de virtual community kan vergroten en zijn reputatie kan versterken. Dit kan vervolgens leiden tot meer kansen in het werkveld. Kollock (1999) geeft aan dat het waarschijnlijk is dat men meer bijdraagt aan de community naarmate het publiek groter wordt en zodoende de bijdrage meer zichtbaar wordt. Wanneer men participeert in een community waar vakgenoten, potentiële werkgevers of klanten aanwezig zijn en de informatiebijdrage zichtbaar is voor een specifiek publiek, lijkt het waarschijnlijk dat men informatie deelt en participeert in discussies om te laten zien welke kwaliteiten iemand bezit. Op deze manier kan men een goede indruk achter te laten bij de deelnemers van de virtual community. Dit vormt de basis van de derde hypothese voor dit onderzoek.

Hypothese 3: De wens meer status te verkrijgen op professioneel vlak leidt tot deelname aan virtual communities.

Het aangaan van sociale contacten is een belangrijke motivatie voor mensen om deel te nemen aan virtual communities. Op basis hiervan lijkt het plausibel dat men via virtual communities meer mensen leert kennen en hier voordeel uit behaalt. Echter, uit onderzoek van Wellman et al. (2001) naar de invloed van internet op sociaal kapitaal van mensen, blijkt dat internet geen stijging of daling teweeg brengt, maar dat offline contacten worden voortgezet op het internet. Dit zou inhouden dat mensen deelnemen aan virtual communities om meer contact te onderhouden met mensen die zij reeds kennen, niet om nieuwe mensen te leren kennen. Het onderzoek van Wellman et al. is gebaseerd op een survey uit 1998, het jaar dat er slechts één netwerksite was (sixdegrees.com, gesloten in 2000) en websites als LinkedIn en Twitter nog niet bestonden (Boyd & Ellison, 2008). Het lijken juist deze sociale netwerk sites te zijn waar men nieuwe mensen kan vinden en contact mee kan onderhouden onder andere op basis van interesses en waarmee discussies gevoerd kunnen worden. De invloed van virtual communities op hoe mensen contact onderhouden en hoe zij met mensen in contact komen lijkt hiermee veranderd. Men kan, alvorens met elkaar in contact te komen, inzicht krijgen in de professionele houding van de andere partij. Door discussies of informatie geplaatst door iemand te volgen, kan men bepalen of iemand zakelijk gezien interessant kan zijn. Ook omdat communicatie via virtual communities geen tijds- en plaats barrières kent, lijkt het waarschijnlijk dat men deze communities gebruikt voor het opdoen en onderhouden van zakelijke contacten. Op basis hiervan is de vierde hypothese geformuleerd.

Hypothese 4: De wens zakelijke sociale contacten op te doen en te onderhouden leidt tot deelname aan virtual communities.


zondag 3 mei 2009

Hypothese 1 & 2

Informatie op virtual communities wordt door gebruikers gekenmerkt door het feit dat het vaak eenvoudig te vinden is en up-to-date is (McLure Wasko & Faraj). Tevens wordt internet vaak geroemd om zijn enorme informatie potentieel. Dit laatste zou inhouden dat men zich niet per se zou hoeven richten tot een virtual community om informatie te vergaren of te publiceren. Echter, wanneer men op zoek gaat naar werkgerelateerde informatie of zichzelf wil ontwikkelen op professioneel gebied is het van belang dat informatie betrouwbaar en accuraat is. Informatie gedeeld binnen een virtual community staat open voor discussie. Men kan kritiek leveren op de gegeven informatie en deze kan worden aangevuld of weerlegd. In tegenstelling tot veel, uit monoloog tot stand gekomen websites, lijken virtual communities hiermee een goed kanaal te vormen op informatie te verzamelen, omdat dit blootstaat aan sociale controle. Hierbij moet worden opgemerkt dat een dialoog niet vanzelfsprekend tot correcte informatie lijdt; een kritische houding van de lezer wordt verwacht. Maar in tegenstelling tot informatie voortkomend uit een monoloog zou kunnen worden aangenomen dat informatie voortkomend uit dialoog een grotere kans heeft compleet en accuraat te zijn. Tevens vormt de virtual community een filter voor alle beschikbare informatie, ter voorkoming van een ‘informatie overload’. Daarnaast, wanneer men werkgerelateerde informatie deelt, kan een aanvulling van informatie of vragen en discussie over deze informatie bijdragen aan professionele groei. Publicatie van informatie aan een publiek kan hieraan een bijdrage leveren. Op basis van bovenstaande redeneringen lijkt het waarschijnlijk dat wanneer iemand werkgerelateerde informatie zoekt, hierover in discussie wil gaan of juist deze informatie wil delen, hij/zij zich hiervoor richt tot een virtual community waar deze informatie voor handen is, makkelijk doorzocht kan worden en waarover in discussie gegaan kan worden. Op basis hiervan zijn de volgende twee hypothesen geformuleerd:

Hypothese 1: Het zoeken naar en/of delen van werkgerelateerde informatie leidt tot deelname aan virtual communities

Hypothese 2: De wens om te discussiëren over werkgerelateerde onderwerpen leidt tot deelname aan virtual communities

Het onderzoek richt zich op gebruikers van Twitter & LinkedIn, de komst van 'groups' op LinkedIn zou kunnen inhouden dat men zowel Twitter als LinkedIn gebruikt voor het zoeken en bediscussieren van werkgerelateerde onderwerpen. De verwachting is echter dat voor beide hypothesen geldt dat het positieve effect voor deelname aan Twitter sterker is dan voor LinkedIn vanwege het 'snelle' karakter van de microblog-service.

zaterdag 25 april 2009

Gekozen antecedenten

In mijn vorige post besprak ik een aantal antecedenten van deelname aan virtual communities zoals die in de literatuur worden gevonden. Ondanks dat het in eerdere onderzoeken zijdelings aanbod komt, lijkt onderzoek tot nu toe niet specifiek gericht op professionele ontwikkeling en werkgerelateerde informatie als antecedent. Het lijkt dan ook onduidelijk in hoeverre professionele ontwikkeling, het zoeken naar werkgerelateerde informatie en het onderhouden van een zakelijk sociaal netwerk een antecedent cq. motivatie vormt om deel te nemen aan virtual communities/social media.

Dat professionele ontwikkeling een motivatiefactor kan vormen, lijkt plausibel omdat men binnen virtual communities toegang heeft tot vakgerelateerde informatie, deel kan nemen aan werkgerelateerde discussies en kan in contact te komen met mensen in het zelfde vakgebied, die hen wellicht verder kunnen helpen binnen een organisatie of branche. In tegenstelling tot traditionele communities hoeft men elkaar niet persoonlijk te kennen of te ontmoeten, waardoor het eenvoudiger (in termen van tijd en kosten) is om gebruik te maken van deze informatie en personen. Dit lijkt een nieuwe toepassing van ‘the strength of weak ties’ (Granovetter, 1973). Granovetter beschrijft in zijn artikel sterke banden en zwakke banden. Sterke banden delen elkaars connecties en bronnen, maar omdat men zich binnen hetzelfde sociale netwerk begeeft, beperkt dit automatisch het aantal bronnen dat men kan delen. Zwakke banden daarentegen bieden, direct of indirect, toegang tot nieuwe bronnen van informatie en kennis, omdat men zich in verschillende sociale netwerken begeeft. Wanneer dit wordt toegepast op virtual communities lijkt het waarschijnlijk dat men toegang heeft tot veel nieuwe bronnen en contacten, omdat de tijds- en fysieke barrières worden opgeheven en omdat men eenvoudig en gericht kan zoeken naar informatie en in contact kan komen met derden.

De antecedenten voor deelname aan virtual communities die worden gebruikt in dit onderzoek worden ontleend aan de bovengenoemde literatuur, maar vinden hierin een meer specifieke toepassing. De eerste antecedent is ‘informatie’: hierbij wordt gekeken naar de mate waarin men participeert in virtual communities om werkgerelateerde informatie te geven en krijgen. De tweede antecedent ‘discussie’ bekijkt of men deelneemt aan virtual communities om werkgerelateerde discussies aan te gaan. In eerdere onderzoeken werd discussie vaak als onderdeel gezien van ‘informatie’ (e.g. Dholakia et al., 2004) maar aangezien deelnemen aan een discussie actiever en meer tijdrovend is, lijkt het nuttig onderscheid te maken tussen deze twee. Als derde antecedent is ‘reputatie’ gekozen, verwacht wordt dat men deelneemt aan virtual communities om meer aanzien te krijgen en zijn of haar reputatie te verhogen. Het aangaan en onderhouden van ‘sociale contacten’ wordt beschouwt als vierde antecedent. Anders dan in het onderzoek van bijvoorbeeld Ridings & Gefen (2004), wordt in dit onderzoek gekeken in hoeverre men sociale contacten aangaat in virtual communities die professioneel van aard zijn, dat wil zeggen, mensen die werkgerelateerde informatie posten, bij een interessante organisatie werkzaam zijn of in een ander opzicht een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de professionele ontwikkeling van ego.

zondag 22 maart 2009

Waarom deelnemen aan Virtual Communities?

In de wetenschappelijke literatuur is veel gekeken naar wat mensen aantrekt in virtual communities en waarom mensen deelnemen aan communities. (Ahonen et al, 2007: 7). Wat mensen motiveert om deel te nemen aan virtual communities, kan teruggevoerd worden naar de veelbesproken behoeften-piramide van Maslow (1954). Maslow onderscheidt hierin vijf behoeften; fysieke behoeften; de behoefte aan veiligheid en zekerheid; de behoefte aan sociaal contact; de behoefte aan waardering en erkenning en in de top van de piramide, de behoefte aan zelfontplooiing. De aantrekkingskracht van, en motivatie tot deelname kunnen geplaatst worden onder de laatste drie behoeften uit Maslow’s piramide (Hendriks 1999:94).

De antecedenten van deelname aan virtual communities worden in de literatuur verschillend beschreven. Zo benoemen Ridings & Gefen (2004) Information, social support, friendship, recreation, common interest en technical factors. McLure Wasko & Faraj (2000:163) beschrijven antecedenten als tangible returns, intangible returns en community interest, Kollock (1999:228) identificeert informatie, reputatie/status, self efficacy, community interest en altruïsme als motivatiefactoren.

Men vindt informatie in virtual communities die up-to-date is, vaak niet beschikbaar via andere bronnen en anders gewoonweg niet te vinden, op deze manier kan hulp verkregen worden bij specifieke problemen. Daarnaast wordt volgens zowel Kollock (1999:228) als McLure Wasko & Faraj (2000:166) deelgenomen aan virtual communities om een betere reputatie of status te verkrijgen. Door waardevolle bijdragen te leveren, krijgt men meer aanzien in de community wat kan resulteren in nieuwe kansen in ‘real life’. Tevens kan men zichzelf beter ontwikkelen door vakgerelateerde discussies te voeren.

Naast persoonlijk gewin staat ook het belang van de community centraal. McLure Wasko & Faraj vonden dat de informatie die men ontvangt uit de community lijdt tot een morele verplichting om iets terug te doen in de vorm van sociaal en altruïstisch gedrag richting de community. (pp.166-167). Kollock (1999) benoemt een zelfde motivatie en beschrijft dit als 'anticipated reciprocity' (pp. 227). Ook 'sense of efficacy' is volgens Ahonen et al (2007:8) en Kollock ((1999:229) een belangrijke factor, wat wordt gedefinieerd als het idee dat men effect heeft op de omgeving.

Welke antecedenten van deelname aan virtual communities ik in het onderzoek betrek, zal ik benoemen in een volgende post.

donderdag 19 maart 2009

virtual communities vs 'real life' communities

Virtual communities worden geïnitieerd, beïnvloed en in stand gehouden door de mensen die eraan deelnemen. De karakteristieken van een virtual communities worden dan ook bepaald door de sociale interacties van mensen die deelnemen en de richtlijnen die gelden (Preece et al 2003:2). Zo vind er een ander soort communicatie plaats op twitter, vanwege de korte berichten, dan op weblogs, waar mensen uitgebreidere informatie plaatsen. De fysieke locatie bij virtual communities is irrelevant. Daarnaast zijn deelnemers vaak onzichtbaar voor elkaar (Sproul & Faraj, 1997:39), men hoeft elkaar niet in het echte leven te kennen, dit wordt door Johnson gezien als een groot voordeel omdat het traditionele ‘groepsnormgedrag’ daardoor achterwege blijft (2001:56). Ridings & Gefen halen een soortgelijk verschil met traditionele communities aan met de invloed van ‘weak ties’; kennissen en onbekenden zijn in staat veel informatie en kennis met elkaar te delen (2000:5), iets dat in traditionele communities moeizamer gaat dan in virtual communities. Een laatste verschil met face-to-face contacten dat wordt aangehaald door Sproul & Faraj (1997:40), is de lage transactie- en sociale kosten die zijn verbonden met virtual communities. Mensen hoeven niet naar elkaar toe te komen, wanneer men wil samenwerken hoeft er geen aparte fysieke ruimte te worden gecreëerd, maar een ieder kan vanuit zijn/haar huis of werkplek werken. Hiermee lijken deze karakteristieken verder te gaan dan Rheingolds “People in virtual communities do just about everything people do in real life, but we leave our bodies behind” (1993:3), mensen kunnen ogenschijnlijk meer en makkelijker kennis delen, samenwerken en contacten onderhouden in virtual communities dan in ‘real life’.

Op dit moment ben ik bezig met het beschrijven van antecedenten voor deelname aan virtual communities; wat trekt mensen aan in virtual communities en waarom nemen mensen deel aan virtual communities? De belangrijkste bevindingen uit deze literatuurstudie zal ik hier dit weekend plaatsen.

zondag 15 maart 2009

communities: introductie en definitie

Wanneer men kijkt naar het ontstaan van communities, blijkt dat het woord van oudsher verbonden is aan een geografische locatie (Ridings & Gefen, 2004:3) waarbij mensen contact met elkaar onderhouden omdat zij op dezelfde plaats wonen of werken (Koh & Kim, 2004:156). Naast deze geografische locatie is het relationele aspect kenmerkend voor communities, deze twee aspecten hoeven elkaar echter niet uit te sluiten maar bestaan vaak naast elkaar.

Een van de eerste wetenschappers die zich bezighield met communities was Tönnies. Tönnies (1963:7) maakt een onderscheid tussen ‘gesellschaft’ (society) en Gemeinschaft (communitiy). Hierbij bespreekt Gesellshaft de samenleving, het publieke. De relaties tussen personen zijn ‘mechanisch’, tijdelijk van aard en zakelijk. Gemeinshaft heeft betrekking op meer intimiteit en het privé leven. Relaties zijn familiair en worden getypeerd door begrip en concessies (1963:7). Communities worden door Tönnies onderverdeeld in drie typen: 1) community by kinship; 2) community of locality; en 3) community of mind (1967:9). Deze laatste typering lijkt van toepassing op de virtual communities waarbij plaats, in community of locality, wordt ‘vervangen’ door het mentale aspect (Rothaermel & Sugiyama, 2001:298). Rheingold lijkt hier op aan te sluiten door te stellen dat “People in virtual communities do just about everything people do in real life, but we leave our bodies behind” (1993:3). Een verandering in ‘gesellschaft’ en ‘gemeinshaft’ wordt aangehaald door Sennett (1977), de auteur stelt dat de opvatting van community als gemeinshaft verschuift naar community gesellschaft. Hier zijn relaties individualistisch en mensen zien een community meer als een groep gelijkgestemden dan als een groep mensen die verbonden zijn door geografische overeenkomsten (19977:255).

De term ‘virtual’ duidt op de aanwezigheid van technologie, hierbij hangt de plaats van (virtual) communities niet meer samen met een fysieke geografische locatie, maar met de technologische omgeving waar men kennis en ervaringen deelt en sociale contacten onderhoudt (e.g. Ridings et al. 2002:273). In plaats van fysieke gebondenheid zijn virtual communities volgens Rothaermel & Sugiyama gebaseerd op een steeds voortgaande uitwisseling van informatie tussen een grote groep personen via computer mediated communication. Deze online communicatie wordt gevormd door de bijdrage en conversaties van mensen met gelijke interesses (2001:299).

Voor dit onderzoek wordt definitie van Porter (2004) aangehouden: “a virtual community is defined as an aggregation of individuals or business partners who interact around a shared interest, where the interaction is at least partially supported and/or mediated by technology and guided by some protocols or norms”. Deze definitie lijkt het best passend, omdat het zowel individuen als business partners benoemt in haar definitie. Hierdoor wordt zakelijk interactie, naast sociale interactie, tussen een organisatie en individuen niet uitgesloten. Daarbij beperkt de definitie zich niet tot internet, maar beschrijft het ook andere, door technologie ondersteunde, platforms waarop men met elkaar in contact kan komen. Omdat dit onderzoek zich richt op sociale aspecten van virtual communities (antecedenten voor deelname, vertrouwen en samenwerking) lijken normen en protocollen waaraan men zich dient te conformeren binnen een sociale (virtuele) omgeving een belangrijk aspect van de definitie.