dinsdag 9 juni 2009

De respondenten: demografische gegevens

Alvorens ik de resultaten van mijn hypothesen plaats, hier alvast een kenschets van de populatie van het onderzoek.

In de twee weken dat het onderzoek online heeft gestaan, hebben 366 personen het onderzoek geopend waarvan 142 het onderzoek volledig hebben ingevuld. Van deze 142 personen is 77,5% man en 90,1% is hoger opgeleid. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is 31 jaar. De meerderheid (61,3%) van de respondenten is fulltime werkzaam, 4,9% is parttime werkzaam, 19% heeft een eigen onderneming, is werkzaam als ZZP of op freelance basis. Daarnaast geeft 1,4% aan op dit moment niet werkzaam te zijn en is 11,3% student. De meeste respondenten zijn werkzaam in de ICT (26,8%) of Media/Communicatie (23,9%). Daarnaast werkt 14,8% als adviseur/consultant en 11,3% in sales/inkoop. Overige respondenten zijn o.a. werkzaam als beleidsmedewerker, in de zorg of transport.

LinkedIn:
Van de respondenten gebruikt 93,7% LinkedIn, 78,2% van deze mensen maakt hierbij ook gebruik van ‘groups’. Het gemiddeld aantal connecties van deze LinkedIn gebruikers is 169. De spreiding in het aantal connecties is echter hoog met een standaarddeviatie van 158 en een modus van 100 connections. Het grootste deel van de respondenten (23,9%) geeft aan LinkedIn wekelijks te gebruiken. Van de personen die vaker gebruik maken van LinkedIn (totaal 30,3%) doet 11,3% dit meerdere keren per dag. Van de mensen die minder dan één keer per week de site bezoeken (38,4%) doet 21.8% dit eens in de twee weken, 14,1% maandelijks en 3,5% minder dan eens per maand.

Twitter:
Het gebruik van Twitter ligt met 47,9% van de respondenten beduidend lager dan het gebruik van LinkedIn. Van de Twittergebruikers geeft meer dan de helft (57,4%) aan de posts van andere meerdere keren per dag te lezen. 36,8% plaatst zelf meerdere keren per dag een bericht. Een klein deel van de respondenten geeft aan minder dan wekelijks berichten te lezen (13,2%) of zelf een bericht te plaatsen (27,9%). Het aantal volgers van Twitter gebruikers loopt uiteen van 0 tot 1247, met een gemiddelde van 118 en een modus van 50. Het aantal mensen dat men volgt ligt tussen 0 en 1221, met een gemiddelde van 114 en een modus van 100.

zondag 7 juni 2009

Survey gesloten

De online enquête is inmiddels gesloten! Met 142 ingevulde enquêtes in twee weken een erg goed resultaat waar mooie analyses mee gedaan kunnen worden.

Op dit moment ben ik bezig om de verkregen data te structureren zodat ik mijn hypothesen kan toetsen. Deze resultaten zullen hier snel te lezen zijn.

Nogmaals dank aan iedereen voor het invullen van de enquête.


vrijdag 15 mei 2009

Survey reacties

Leuk om te zien dat de enquête enthousiast wordt ingevuld door een ieder! As we speak, staat de teller op 298 bezoekers, waarvan 112 mensen de vragenlijst compleet hebben ingevuld. Dat is een geweldig resultaat in 4 dagen! Nu nog even doortrekken naar de 200... ;-)

We hebben veel leuke, enthousiaste en kritische reacties gekregen! Daar zijn we heel blij mee en Elsa heeft op haar blog de vragen die tot nu toe zijn gesteld beantwoord.

Dank voor de leuke reacties!

Wanneer je de enquête nog niet hebt ingevuld, klik dan hier om deze te openen.

maandag 11 mei 2009

Survey staat online: Vul 'm in

Het is zover!
Het theoretisch kader is geschreven en de hypothesen zijn geformuleerd. Om te deze te ondersteunen of juist te verwerpen heb ik een online survey opgesteld. In deze survey zijn mijn vragen samengevoegd met de vragen van Elsa van Bruggen, die een soortgelijk onderzoek doet vanuit een andere invalshoek.

Het ambitieuze doel is een respons van ongeveer 200 survey's. Op basis van deze respons kunnen betrouwbare uitspraken worden gedaan. Meer over de betrouwbaarheid van het onderzoek en over de herkomst van de vragen in de survey post ik hier later deze maand.

Gebruik je Twitter en/of LinkedIn, klik dan hier om de survey te starten.

Alvast veel dank voor het invullen

Vertrouwen & Samenwerking: hypothese 9

Naast de hypothese 5 (antecedenten en deelname aan virtual communities) vormt vertrouwen volgens onder andere Ridings et al. (2002) ook de basis voor samenwerking. Vertrouwen lijkt belangrijk voor samenwerking, omdat men de uitkomst van de samenwerking met een andere partij niet kan voorspellen. Vertrouwen geeft hierbij een basis om ondanks onzekerheid toch een zekere band met elkaar aan te gaan. Het functioneert als vervanging voor regels en gedragsnormen wanneer deze ontbreken (Ridings et al., 2002). Dit lijkt ook op te gaan wanneer samenwerking wordt benaderd vanuit de social exchange theorie (Blau, 1964). Deze theorie stelt dat samenwerking economisch als psychologisch kan opleveren, waarbij de baten van de samenwerking de kosten dienen te overstijgen. In traditionele communities werd gevonden dat samenwerkingsverbanden beter verlopen wanneer mensen elkaar vertrouwen dan wanneer dit vertrouwen ontbreekt (e.g. Blau, 1964). Op basis van voorgaande theorieen en beredenering lijkt het waarschijnlijk dat de mate van vertrouwen in de virtual community van invloed is op de mate waarin de gebruiker samenwerkt met anderen uit de virtual community. Dit vormt het uitgangspunt voor het formuleren van hypothese 9.

Hypothese 9: Vertrouwen heeft een modererend effect op de mate waarin gedrag op virtual communities leidt tot samenwerking

Hypothese 7 & 8

De tweede dimensie die voortkomt uit deelname aan virtual communities is het initiëren of bijwonen van bijeenkomsten vanuit deze virtual communities. Wanneer men deelneemt aan virtual communities met als doel professionele ontwikkeling of het vergroten van vakgerelateerde kennis, lijkt het niet voldoende wanneer deze contacten behouden blijven tot de online wereld. Boyd and Ellison (2007) benadrukken dan ook dat sociale netwerk sites als LinkedIn als brug kunnen functioneren tussen online en offline contacten. Wanneer mensen optimaal gebruik willen maken van hun sociaal kapitaal voor hun professie of professionele ontwikkeling, is het waarschijnlijk dat men elkaar ook buiten de virtual communities ontmoet. Een beroepsmatig leven wat zich enkel online afspeelt lijkt immers een utopie. Docent, spreker en schrijver Clay Shirky omschrijft een soortgelijke beweging als volgt: “This is what the end of cyberspace looks like: (…) meeting online isn’t enough and after communicating with one another using these various services, the members become convinced that they share enough to want to get together in the real world” (2008, p. 198-199).

Hypothese 7: deelname aan virtual communities heeft een positieve effect op het bijwonen van vakgerelateerde bijeenkomsten.

Als derde dimensie zal worden onderzocht in hoeverre mensen vanuit virtual communities deelnemen aan peer production. De volledige term ‘Commons-based peer production’ is afkomstig van Benkler (2006), welke een nieuw productie model beschrijft waarbij ‘gelijk gestemden’ samenkomen en samenwerken, vaak zonder hierarchische structuur en/of regels. Dit komt overeen met ‘informele samenwerking’ zoals Smith et al. (1995) deze beschrijven. Verwacht wordt dat, doordat mensen samenkomen op basis van gelijke interesses en een gelijk vakgebied zij eenvoudig kunnen samenwerken aan producten/diensten, bijvoorbeeld aan presentaties en whitepapers. Dit leidt tot hypothese 8:

Hypothese 8: deelname aan virtual communities heeft een positief effect op samenwerking tussen vakgenoten (peer production).

'Samenwerking' in virtual communities: hypothese 6

De literatuur omtrent samenwerking binnen virtual communities richt zich ogenschijnlijk op drie pijlers. De eerste is samenwerking aan open source projecten (von Hippel, 2007). Een tweede pijler is collectieve samenwerking op Wikipedia, waar miljoenen mensen hun bijdrage leveren aan artikelen over uiteenlopende onderwerpen (e.g. Schroer & Hertel, 2007; Wilkinson et al., 2008). De derde pijler is samenwerking tussen producenten (bijvoorbeeld lego) en consumenten (Moon & Sproul, 2001). In dit onderzoek wordt gekeken naar andere vormen van samenwerking via virtual communities en theorieën die andere vormen van samenwerking voorspellen of aannemelijk maken. Vormen van samenwerking die bijdragen aan professionele ontwikkeling van mensen en aan het verkrijgen, delen en/of verspreiden van werkgerelateerde informatie.

De vierde antecedent voor dit onderzoek is de motivatie om sociale contacten op te doen die nuttig kunnen zijn voor de professionele ontwikkeling van een persoon. Dit kan geschaard worden onder de theorie van ‘sociaal kapitaal’. Sociaal kapitaal houdt in dat men toegang heeft tot en gebruik kan maken van hulpbronnen welke ingebed zijn in (sociale) netwerken (Lin et al., 2001). Sociaal kapitaal wordt volgens Erickson (2001) onder andere ingezet bij het zoeken naar een baan. Mensen kunnen hun netwerk gebruiken bij het vinden van aantrekkelijke vacatures die vrij komen binnen organisaties. Daarnaast kan men in het netwerk bijvoorbeeld een introductie bij de betreffende organisatie verzorgen. Deze vorm van samenwerking binnen virtual communities die gekoppeld kan worden aan de theorie over sociaal kapitaal lijkt tevens terug te voeren op ‘the strenght of weak ties’ (Granovetter, 1973), waarbij weak ties nieuwe kansen opleveren op de arbeidsmarkt. Deze samenwerking ten behoeve van het zoeken en verkrijgen van een baan wordt in dit onderzoek gezien als de eerste dimensie van het concept. En wat leidt tot de volgende hypothese:

Hypothese 6: deelname aan virtual communities helpt bij het zoeken en vinden van een baan.